Column: Terug naar het land
Lees hier de column van 5 augustus 2025.
Vakantie geeft ons de kans om even los te komen van het alledaagse. Even ergens anders zijn, andere mensen ontmoeten, nieuwe plekken ontdekken. Maar juist als je weer thuiskomt, merk je vaak hoe fijn en waardevol je eigen plek eigenlijk is. Hoe vertrouwd het voelt om weer terug naar het land te gaan – naar huis, naar je omgeving, naar je ritme.
Dat gevoel van thuiskomen, van waarderen wat dichtbij is, herken ik ook in een traditie waar ik deze zomer weer naar uitkijk: het jaarlijkse oogstfeest bij het Boerderijmuseum in Oldebroek op 9 augustus. Dan trekken we niet naar verre oorden, maar keren we juist even terug in de tijd. Terug naar hoe het leven er hier honderd tot honderdvijftig jaar geleden uitzag. Toen het land niet iets was om op uit te kijken, maar om van te leven.
Op zo’n dag, tussen de klederdracht, de oude werktuigen, de geur van hooi en met huisgemaakte jam en geweckte groenten voel je hoe verbonden mensen vroeger waren met de aarde onder hun voeten. Werken op het land was geen keuze, het was noodzaak. De oogst moest voldoende zijn om de winter door te komen. Geen koelkast, geen vriezer – alles moest worden geweckt, ingemaakt of gedroogd, maar altijd direct verwerkt. En iedereen in het gezin droeg bij.
We romantiseren het verleden soms een beetje. We denken aan koeien in de wei, een kabbelend beekje en vrolijk spelende kinderen op klompen. Maar het leven op de boerderij was vooral gewoon keihard werken. De boerderij was geen hobby, het was overleven. Iedereen hielp mee, ook de kinderen. School? Alleen als er tijd voor was. Elektriciteit was er niet. Water kwam uit de pomp. In de winter zat men rond het haardvuur met een breiwerkje – niet voor de gezelligheid, maar omdat het in de rest van het huis koud was. En omdat je de sokken natuurlijk niet in de winkel kocht maar zelf maakte.
Laatst sprak ik een 100-jarige dame uit onze gemeente. Ze groeide op een boerderij op en moest als meisje volop meehelpen. Ze vertelde liefdevol over hoe haar vader haar leerde het ‘weer te lezen door naar de lucht te kijken’. Maar ze zei ook: “Ik wist al jong: ik trouw nooit met een boer.” Want het werk hield nooit op – zeker niet voor vrouwen. Overdag hielpen ze op het land, ’s avonds zorgden ze voor het huishouden, de kinderen, en het verwerken van de oogst. Groenten wecken, jam maken, inmaken in zuur. Alles met de hand, zonder koelkast of vriezer. En dan was het hopelijk goed weer geweest. Want een slechte zomer kon het verschil maken tussen genoeg en te weinig.
Voor ons is ons moestuintje een hobby. Er groeien bessen, bramen, frambozen, peultjes, tomaten, courgettes etc. En als ik er jam van maak of potjes courgette inmaak, sta ik uren in de keuken. En dat is met moderne hulpmiddelen! Het geeft veel voldoening, maar ik denk dan ook best vaak aan hoe het vroeger moet zijn gegaan. Hoe bewust mensen toen omgingen met dat wat de natuur ons geeft.
En dat brengt ons ook weer bij het nu. Hoe we gewend zijn aan heel veel dingen die misschien toch minder vanzelfsprekend zijn. Want ook vandaag is de oogst kwetsbaar. Het weer verandert. Steeds vaker zien we stortregens, hagel, droogte. Eén onverwachte bui kan een hele oogst vernietigen. En dat raakt niet alleen boeren, maar uiteindelijk ons allemaal. We zien het op dit moment bijvoorbeeld bij producten die ineens erg duur zijn omdat de oogsten aan de andere kant van de wereld mislukt zijn als gevolg van klimaatverandering.
Terug naar het land is dus niet alleen nostalgie, maar ook een les in waardering - en dat is misschien wel precies wat we zo af en toe nodig hebben.
Tanja Haseloop – Amsing
burgemeester